Zwart jasje
Ik weet niet waarom je me hier hebt achtergelaten, achteloos in deze hoek en me vervolgens bent vergeten. Eens, weet je nog, lag ik aan de rol in de bak met andere zwarte rollen. Jij, jij zag me, hebt me gevonden en uitgerold op tafel. Ik zag dat je van me hield, altijd van me houden zou, toen je hand mijn lange zwarte haren plat streek. Met hoeveel liefde en zorg heb jij me tot leven weten te wekken, knip voor knip, steek voor steek. Ik werd een jasje, jouw unieke jasje. Je droeg me en ik maakte je trots en fier. Ik paste bij jou, jij bij mij. Ik gaf je volume, warmte, zachtheid en iets stoers op die suède rok.
Deze winter heb je me niet meer gepakt, heb je me geen enkele aandacht gegund. Kan een jasje als ik uit de mode raken, uit je gedachten, uit je hart? Kan ik je niet meer sieren met mijn pluizige wol, je niet meer bekoren met mijn unieke uitstraling?
Je gooit me niet weg. Dat kun je niet, ik weet het, voel het. Draag me asjeblieft nog een keertje, als het winter is, als het koud is of als je verdrietig bent.