Stilte
N.a.v. de eerste regel van Ophoepelen, dichter: Joris Miedema, Poesie-tafel
Ik hoorde de stilte aan mijn vader knagen, knagen aan zijn ziel en zaligheid. Het was alsof de woorden van hem gingen, in de tijd verdwenen, hun betekenis ging krimpen, steeds een beetje meer. De betweter van weleer, is uiterst langzaam naar ginder afgemeerd. De overkant, al zichtbaar, lonkt zo nu en dan. Mijn vader, ach, hij antwoordt niet. Denk niet dat hij horende doof is voor de lokroep van de overzij of het hem ontging. Wat hem ontbrak zijn woorden voor een antwoord of een groet.
Traag gaat zijn leven, zachtjesaan, voet voor voet. Je moet nu niet zo hard meer roepen, niet zo vragen, aandringen of maar blijven praten. De stilte zegt genoeg.
Morgen wil ik het misschien gaan zeggen, zeggen dat ik de stilte zie, dat ik het kan verdragen nu, zelfs tot ik niets meer hoor.