Spiegel

Lang stond Stan voor de spiegel in de hoop zichzelf te leren kennen. Wie hij zag was niet hem, maar een ander, een onbekende met scheve stropdas en overhemd, een heldere oogopslag en een wat te malle mond. Grote vingers kamden het haar naar achterover, een gebaar wat hij kende. Even was er angst om langer te kijken, naar de ogen, dat vooral. Het was of ze iets zagen wat verder lag, ergens in het verschiet. Hij deed een stap achteruit en nog een, tot voor de kast. De man in de spiegel stond daar , keek indringend. Hij wist het, wist ervan.
Stan deed stapte naar voren, nog een, boog zich naar het spiegelglas, keek hem recht aan en zei: ‘Kom maar op jij, kom maar op’.
Pas toen, zo heel dichtbij, viel zijn oog op de kleine foto, een foto die daar al jaren was, schuin gestoken in de houten lijst. Een fotootje van zijn kleine zelf. Nog eens tuurde hij in de spiegel, zag niet de jongen, een man was het, zomaar eentje.

Vorige
Vorige

Zondagen

Volgende
Volgende

Boekenkast