Het is waar
‘Wat heb je, kerel?, je ziet zo wit als een dode’.
Pas als Herman bij hem staat merkt Koert hem op, schuift dan, zonder om te kijken, zwijgend de krant over de tafel. Herman schudt hem open. ‘Missie heeft geen enkel Afghaans probleem opgelost’, fluistert hij en leest aandachtig verder.
‘Verdomme jongen. Verdomme!’, zegt hij, zijn hoofd schuddend. Hij ziet de spanning op het gezicht van zijn vriend die met gebogen schouders en hoofd naar het tafelblad staart. Weg is zijn stoere trots en bravoure van de foto’s.
‘He joh. Kom op. Jij deed je plicht, meer dan. Zij waren er niet bij hè, die stukjesschrijvers!’. Hij schuift bij en legt zijn linkerhand op Koerts arm.
Koert ademt snel. ‘Ik wel!’, fluistert hij schor, staat abrupt op en loopt naar het raam. Twee mussen kwetteren vrolijk in de Rododendron. ‘Ik wel!’
‘Ze schrijven maar wat. Trouwens , conclusies achteraf zijn zo gemakkelijk. Laat je niet van de wijs brengen. Jij deed…!’
‘Maar het is waar, Herman. We zeggen het niet, maar weten dat het waar is.’ Koert slaat tegen het kozijn. De vogels vliegen op.
Herman perst zijn lippen samen, wil iets zeggen tegen de gebogen rug, zoekt de woorden, maar vind ze niet. Geen enkele.