Dichte deur

Ze had gemorreld, geduwd, had de ronde ring naar links, naar recht en nog eens naar links gedraaid. Ze had er een paar keer haar volle gewicht tegenaan gezet, maar de donkerrode deur had geen enkele weerstand geboden. Het bordje, wat terloops tegen de muur van de zware rode bakstenen muur gezet, leek haar uit te lachen met zijn royale tekst: ‘Welkom. Kerk open’.
Er binnen gaan, er was niet echt een noodzaak, niet eens een heilig moeten. Toch, nu ze de weg naar hier had afgelegd, het gevecht met de deur was aangegaan, daar zo stond en het verdomme ook nog begon te miezeren, leek het op een afwijzing van alzo hoge. Ze maakte zich plat, drukte haar rug tegen de deur om te schuilen in de ondiepe nis. Grappig, alleen haar voeten werden nat.
Even dacht ze dat ze het zich had verbeeld, maar nu hoorde ze toch duidelijk dat binnen het orgel werd bespeeld. De melodie was haar onbekend, maar het klonk wonderschoon. Ze voelde tranen opkomen. Het was het orgelspel, dacht ze. Het kon ook de regen zijn, de gesloten deur of misschien wel de reden van haar komst. Ze keek omhoog, waar de wolken zich samenpakten tot een grijs geheel. Achter haar rug zweepten de orgelklanken tot grote hoogten. Ze had ergens gelezen dat orgels in de kerken te lijden hadden onder de sluitingen, nu mensen geen behoefte meer leken te hebben aan troost of bemoediging. Zij had het wel, maar hier stond ze buiten in een druilerige regen. ‘Welkom. Kerk open’.
Waarom zou ze naar binnen gaan? Hier buiten kon ze evengoed bidden. Ze vouwde haar handen die nu ook een beetje regen vingen en sloot haar ogen. Hoe deed je dat, bidden buiten, hier in de nis met de rug tegen de deur geduwd? Ze prevelde iets over haar komst, iets waar de Almachtige hoogstwaarschijnlijk al van op de hoogte was. Het orgel speelde nu zachter, ingetogener. Opnieuw waren ze er, haar tranen. Hopelijk werden ze door de Eeuwige opgemerkt.

Vorige
Vorige

Mens erger je niet

Volgende
Volgende

Tuinhandschoenen