De Jas
‘Hoe was je vader?’, vroegen mensen de laatste tijd nogal ’s. Best fijn eigenlijk, dat ze vroegen, maar ook knap ongemakkelijk. Het is niet eenvoudig om je vader, je echte vader, op te dissen. Het lijkt of hij in een mist is verdwenen achter alle beelden van de laatste tijd: de zieke zwijgende vader die moedig zijn lot draagt.
Wat antwoord je in godsnaam? ‘Lijk jij op je vader?’ Die vraag wil je het liefst omzeilen.
Het begin gaat altijd wel aardig: ‘Een karakteristieke man, groot en lang. Hij had een vreemd loopje’. - Dat kon je dan leuk nadoen -. ‘Hij was beleefd, heel nauwgezet en hield van zwaar klassiek. Meestal was ie in zijn werkkamer. Je was verplicht om aan te kloppen en te wachten op zijn antwoord. Toen op de zaak de computer kwam, heeft hij zelf een rekenprogramma geschreven. Na 10 jaar trouwe dienst werd het vervangen door een professionele versie. Het programmaatje van pa bleek op de cent nauwkeurig. Zijn collega’s hadden hem dan ook vooral als correct en betrouwbaar getypeerd.
‘s Morgens vroeg hoorden we hem fluiten in de keuken en even later zagen wij vanuit ons slaapkamerraam zijn lange gestalte gebogen over z’n stuur, in z’n grijze gabardine jas en bruine sjaal, wegfietsen.
Zijn stoel aan tafel was tijdens de maaltijd vaak leeg en op het aanrecht in een Tupperware schaaltje bewaarde moeder zijn eten’. Maar is dit het antwoord op de vraag wie je vader is? ‘Hoor je vaak, dat na de dood van een ouder, de kinderen er mee worstelen’, zei een goede vriend en gaf me een bemoedigende klap op m’n schouder.
Het was niet eens veel werk geweest, het leegruimen van zijn huis. Vader was er blijven wonen toen moeder er niet meer was. Alles leek voorbereid, keurig op orde. Mijn zus hield die ochtend opeens de vertrouwde vaderjas omhoog: ‘He broertje, wat doen we hier mee?’
Voor ik het goed en wel besefte was de grijze gabardine mijn erfdeel. In de zakken vond ik vaders vergeelde personeelspas, een keurig gestreken herenzakdoek en het sleuteltje van zijn fiets. Terug van de stomerij heb ik, zo noem ik dat maar, mijzelf met vader bekleed.
‘Mooie jas! Nieuw?’, merkte een collega laatst bij het weggaan op. ‘Nee, niet nieuw, was van mijn vader’, zei ik luchtig. ‘Goh, mooi!’ ‘Ja, mooi!’ Dat liedje dat ik toen op weg naar de parkeerplaats zomaar had lopen fluiten…, hoe heette dat nou verdorie?